(Levens)Verhalen

» Allemaal zien     1 2 3 4 5 ... Volgende»     » Dia voorstelling

Biografie Jan Zwart



Jan Zwart werd op 20 augustus 1877 in Zaandam geboren. Toen hij 5 jaar oud was verhuisde het gezin naar Rotterdam. Al op jonge leeftijd bleek zijn aanleg voor muziek in het algemeen en orgelspel in het bijzonder. Hij kreeg orgelonderwijs van H. van Eijk, later van G.B. van Krieken en korte tijd van Hendrik de Vries. In 1893 werd hij organist van de Gereformeerde Kerk aan de Westzeedijk in Rotterdam, waar hij een tweeklaviers Frans drukwind harmonium bespeelde. Enige tijd later werd hij benoemd in de hervormde gemeente te Capelle aan de IJssel. In 1898 verbond hij zich aan de Hersteld Evangelisch Lutherse Gemeente in Amsterdam. Dit was een orthodoxe afsplitsing van de Lutherse Gemeente in Amsterdam. Zwart vestigde zich enige tijd na deze eervolle benoeming in Zaandam. Bij zijn proefspel voor deze functie liet hij belangrijke mededingers als Cornelis de Wolf (die korte tijd later de Prix d'Excellence haalde!) en H.F. Bos (de latere Domorganist) ver achter zich. Voor dit examen werden in de eerste ronde, waaraan diverse organisten meededen, de volgende eisen gesteld: . Het spelen van Gezang 314 vers 1 en 7, met uitgebreid voorspel. Vers 1 in e, vers 7 in g Phrygisch . Het spelen van een vrije fantasie, waarvoor aan elke kandidaat 15 minuten tijd werd gegeven De namen van de kandidaten waren hierbij niet bekend bij de examencommissie. Deze examencommissie bestond uit G.A. Heinze (muziekdirecteur), A. Pomper (organist Oude Lutherse Kerk) en Corns. Immig jr. (organist Evangelisch-Lutherse Kerk Rotterdam). Nadat de commissie de prestaties van de deelnemers had besproken, werden drie organisten uitgenodigd voor de tweede ronde. Hierin werden de volgende eisen gesteld: . Het spelen van het lijdensgezang 113:1, met voor- en naspel . Een fantasie over het Lutherlied "een vaste Burcht", met een bewerking van de eerste regel . Het spelen van een stuk naar eigen keuze uit een van de grote orgelwerken van J.S. Bach of Felix Mendelssohn Bartholdy De examencommissie was unaniem in haar oordeel over Jan Zwart en verkoos hem. De bijna 80-jarige nestor G.A. Heinze genoot ervan: "Ein Naturmusiker", riep hij zijn mede-juryleden toe. Vooral werd zijn bijzonder talent tot improviseren geroemd, waardoor het karakter van het lied in het voorspel volmaakt tot zijn recht kwam. Zwart was de opvolger van Gullen (zie paragraaf Nieuwe muziek - Zwarts tijdgenoten). Daardoor had Zwart het na zijn benoeming aanvankelijk niet gemakkelijk. De emoties, opgewekt door het onvrijwillige ontslag van Gullen, werkten lang na en een eventuele terugkeer van Gullen kon alleen plaatsvinden als Jan Zwart weer zou vertrekken. Zwarts spel werd daarom eerst nog wel mikpunt van kritiek en soms zelfs afgekraakt. Zwart was ook actief als componist. Op 18-jarige leeftijd schreef hij het "Trio Gebed des Heren" en het "Postludium en Fuga Psalm 72:11". Hij componeerde bewerkingen van psalmen, gezangen en geestelijke liederen voor orgel. Zijn composities werden snel geliefd. Ze waren dan ook geschreven in een aangenaam romantisch idioom dat soms herinnert aan Mendelssohn en Guilmant. Velen gingen door zijn liedbewerkingen voor het eerst bewust naar muziek luisteren en sommigen zijn via zijn orgelkoralen uiteindelijk bij Bach, Beethoven en Bartok beland. Soms verwijt men Zwart dat de klankwereld van zijn composities al ouderwets was in de tijd waarin ze ontstonden. Wanneer men zijn muziek vergelijkt met de kerkmuziek van zijn jongere rooms-katholieke tijdgenoot Hendrik Andriessen (1892-1981) zit in dat verwijt een kern van waarheid. Men moet echter wel bedenken, dat binnen de rooms-katholieke kerk de interesse voor nieuwe muziek al eerder op gang was gekomen. Jan Zwart moest helemaal bij het begin beginnen. Bovendien stelde hij zich ten doel dat veel van zijn muziek ook door eenvoudige dorpsorganisten gespeeld moest kunnen worden. Binnen een dergelijk kader kan men natuurlijk niet optreden als pleitbezorger van een modern klankidioom. Ook de orgelwerken van Zwarts protestantse collega Cornelis de Wolf (1880-1935, organist van de Grote Kerk te Arnhem en hoofdleraar aan het Amsterdamsch Conservatorium) waren in die tijd van hun ontstaan niet echt modern. Zwart begon in 1917 een eigen muziekuitgeverij om zijn orgelmuziek te publiceren. Daarnaast verzorgde hij uitgaven van muziek van collega-organisten. Steeds meer ging Jan Zwart zich in de geschiedenis van orgels, orgelspel en kerkmuziek verdiepen. Dit resulteerde in publicaties in een groot aantal tijdschriften, zoals in het door hemzelf geredigeerde "Orgelistenblad". Vanaf 1925 verzorgde Jan Zwart bespelingen voor de Nederlandse radio. Dat was voor de AVRO, en vanaf 1929 voor de NCRV. Deze "live" concerten vonden wekelijks plaats en duurden maar liefst anderhalf uur. Ze werden uitgezonden vanuit "De Kloof" (de Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk aan de Kloveniersburgwal) in Amsterdam. In 1932 ontstond er een breuk tussen Zwart en de NCRV, toen de omroep voor die bespelingen een nieuw fabrieksorgel in de studio installeerde van de fa. Dekker uit Goes. Dit was een inferieur instrument en Zwart weigerde erop te spelen en diende rond 1 oktober zijn ontslag in, zodat zijn laatste radiobespeling op 26 september was. Een principi?le stap, want voor Zwart en zijn gezin waren hiermee ook belangrijke inkomsten in het geding. Men moet zich realiseren dat het de periode van de crisisjaren was. Na bemiddeling van de theoloog Klaas Schilder kwam Zwart na een week weer in dienst van de NCRV en zette de radiobespelingen op zijn "eigen" orgel voort. Een ander opvallend initiatief van Jan Zwart was het organiseren van "orgeldagen". Vanaf 1931 vonden deze plaats in 's Hertogenbosch, Alkmaar en Deventer. Jan Zwart had nog vele plannen toen hij op 13 juli 1937 na een korte ziekte overleed. Na zijn dood zorgde zijn oud-leerling Cor Kee voor een doorbraak in het idioom van psalmbewerkingen voor het orgel. Zijn bundel "Psalmen voor Orgel" is een uniek document van deze ontwikkeling. Het is ook in dit opzicht jammer dat Jan Zwart niet een decennium langer heeft geleefd. Het is heel goed mogelijk dat ook in zijn stijl van componeren veranderingen gekomen zouden zijn. Aanzetten tot een sobere moderne stijl waren al hoorbaar in zijn "Sombere Muziek over Psalm 103:8". Dit stuk, waarvan de eerste schetsen al uit 1920 dateren werd in 1933 bij gelegenheid van Zwarts 40-jarig jubileum uitgegeven. Jan Zwarts pogingen om een groot publiek vertrouwd te maken met de orgelkunst hebben groot succes gehad. De huidige interesse in dat typische stuk Nederlandse cultuur is voor een groot deel aan zijn veelzijdige initiatieven te danken.

Verbonden metJan Zwart

» Allemaal zien     1 2 3 4 5 ... Volgende»     » Dia voorstelling